Media

Voor onze manier van systemisch werken, in al haar facetten, zijn onderstaande artikelen, boeken en filmpjes voedingsbronnen. 
We stellen ze graag beschikbaar en omhelzen beide, de `intuitive én de rational mind’.

"The intuitive mind is a sacred gift and the rational mind is a faithful servant. We have created a society that honors the servant and has forgotten the gift."

- Albert Einstein

Boeken

De stem van je lichaam

Peter A. Levine

In De stem van je lichaam gaat Peter Levine dieper in op de effecten van een trauma op het menselijk lichaam, het brein en de psyche. Hij toont aan dat een trauma geen ziekte of afwijking is, maar een opgelopen verwonding als gevolg van angst, hulpeloosheid en verlies. Als de wond geen aandacht krijgt, kan iemand hier nog jarenlang last van houden. Centraal bij de verwerking van een trauma staat wat Levine noemt, de kracht van compassie. Door te luisteren naar het eigen lichaam stel je dit in staat de geblokkeerde energie los te laten en deze compassie te voelen. Op dat moment kan het genezingsproces beginnen. De stem van je lichaam is Levine's meest persoonlijke boek, dat fascinerende praktijkvoorbeelden combineert met onderzoeken uit de biologie, de neurowetenschap en de lichaamsgerichte psychotherapie. De lezer verwerft praktische oefeningen om mee te werken en krijgt op deze manier meer inzicht in de betekenis van trauma.

De tijger ontwaakt

Peter A. Levine

SOMATIC EXPERIENCING: EEN NIEUWE METHODE VOOR TRAUMABEHANDELING

Genezing uit de natuur

Door schokkende gebeurtenissen kunnen mensen een trauma oplopen en onder meer last krijgen van slapeloosheid, angstgevoelens, concentratiestoornissen, prikkelbaarheid en woedeuitbarstingen. De natuur heeft het anders geregeld: prooidieren zijn in staat om snel na een levensbedreigende situatie weer normaal te functioneren.

Volgens Peter Levine, expert op het gebied van traumaverwerking, zijn traumaverschijnselen dan ook eerder biologisch dan psychologisch en kunnen ze daarom het best op een lichamelijke manier worden bestreden (Somatic Experiencing): door een nieuwe confrontatie met de oorzaak van het trauma (de tijger) en het ontladen van de overlevingsenergie die het lichaam toen heeft opgeslagen en die nu een goede energiestroom blokkeert. Zijn succesvolle methode wordt ook in Nederland steeds vaker toegepast; ze laat zich gemakkelijk integreren in veel vormen van professionele begeleiding en hulpverlening.

Peter Levine is afgestudeerd in medische en biologische geneeskunde en psychologie. Hij woont in Lyons, Colorado.

Trauma sporen

Prof. dr. Bessel van der Kolk

Dit diepmenselijke boek geeft een verhelderend inzicht in de oorzaken en gevolgen van trauma, en biedt hoop en duidelijkheid voor iedereen die de verwoestende effecten van traumatische ervaringen heeft leren kennen. Trauma is een van de grootste gezondheidsproblemen van deze tijd, niet alleen vanwege zijn uitwerking op slachtoffers van ongelukken en misdrijven, maar vooral ook vanwege de vaak minder zichtbare tol die huiselijk geweld, seksueel misbruik, mishandeling, verwaarlozing en verslaving eisen.

Op basis van ruim dertig jaar onderzoek en klinische ervaring in de voorhoede van zijn vakgebied, toont prof. dr. Bessel van der Kolk hoe de angst en het isolement in de kern van het trauma letterlijk veranderingen aanbrengen in zowel de hersenen als het lichaam. Hij verklaart waarom getraumatiseerde mensen steeds weer gekweld worden door onbegrijpelijke angst, gevoelloosheid en onbeheersbare woede, en hoe trauma hun vermogen om zich te concentreren, zich te herinneren, vertrouwensrelaties aan te gaan en zich thuis te voelen in hun eigen lijf negatief beïnvloedt. Doordat ze de controle over zichzelf hebben verloren en gefrustreerd zijn geraakt door eerdere vergeefse behandelingen, zijn ze vaak bang dat ze onherstelbaar zijn beschadigd.

Traumasporen beschrijft op inspirerende wijze hoe een groep therapeuten en wetenschappers - samen met hun moedige patiënten - heeft geworsteld om nieuwe ontwikkelingen op het gebied van hersenwetenschappen, gehechtheidsonderzoek en lichaamsbewustzijn te integreren tot behandelingen waarmee getraumatiseerde mensen bevrijd kunnen worden van de tirannie van het verleden. Gebaseerd op het reguleren en synchroniseren van lichaam en geest door middel van yoga, mindfulness, EMDR, neurofeedback, theater en andere methoden, laat hij nieuwe wegen naar herstel zien, waarbij stap voor stap het vermogen wordt herwonnen om 'te weten wat je weet en te voelen wat je voelt'. Bovendien creëren ze ervaringen die rechtstreeks ingaan tegen de machteloosheid en onzichtbaarheid die gepaard gaan met trauma, waardoor zowel volwassenen als kinderen weer zeggenschap over hun eigen lichaam en hun eigen leven kunnen krijgen.

Oorspronkelijke titel: The Body Keeps the Score

Der Körper kennt den Weg

Johannes B. Schmidt

Wie der Körper als innerer Kompass dienen kann.

Unser Körpererleben bestimmt wesentlich unsere Lebensqualität – unser In-der-Welt-Sein. Mit Achtsamkeit und Respekt vor der inneren Weisheit des Körpers erschließt sich ein neuer Weg. Er führt zu Lebensorientierung, Entscheidungsfähigkeit, Ganzheit, Integrität und gelungener Selbstregulierung.

Tiefes therapeutisches Wissen wird in diesem Buch ergänzt mit persönlichen Erfahrungen von ungewöhnlicher Dichte. Es unterstützt bei persönlicher Transformation und zeigt, wie Gefühle von innerer Stärke und einer tiefen Verbundenheit wachsen können.

Aus dem Inhalt:

Die physiologische Basis der Traumaheilung
Grundzüge der polyvagalen Theorie
Detaillierte Beschreibungen systemischer Prozess- und Aufstellungsarbeit
Therapeutische Interventionen in der körperorientierten Traumaarbeit

Kind en familielot

Ingrid Dykstra

Soms is het gedrag van kinderen, niet van het kind. Soms draagt het kind het lot van de familie.

Wanneer kinderen emotioneel of fysiek uit hun evenwicht raken ontstaan er waarnemings- en ontwikkelingsstoornissen, ook wel 'opvallend gedrag' genoemd. Op een heldere en invoelende manier maakt Ingrid Dykstra duidelijk hoe kinderen vaak gebonden zijn aan een werkzaam familielot.
Ieder mens is verbonden met zijn eigen systeem en zijn lot, en ieder mens wordt door een meestal verborgen ordening bestuurd. Zodat er een evenwicht in dit systeem blijft. Ongeacht hoe het er aan de buitenkant uitziet. Zo leert Ingrid Dykstra in dit boek om heel anders naar mensen en hun lot kijken en ook op een heel andere manier behulpzaam te zijn.

Relevant voor ieder die met kinderen werkt of kinderen opvoedt.

"Je komt zo dicht bij de essentie, de verborgen liefde die ook in moeilijke kinderen aanwezig is, maar die zich vaak door de omstandigheden waaraan ze zijn overgeleverd, uit in wat er aan de oppervlakte uitziet als gestoord gedrag. Met liefde voor alle lotgenoten, zowel het kind als de ouders, met een diep weten en met een schat aan rijke ervaring lukt het je om het kind en zijn ouders op een weg te voeren, waarbij ze zich uit de banden van een vroeger familielot kunnen bevrijden. Daarbij bewonder ik zowel je moed als ook de behendigheid waarmee je werkt. Eigenlijk vertel je alleen maar verhalen, spannend en direct het hart rakend. " Aldus Bert Hellinger in het voorwoord.

Familieopstellingen met kinderen en jongeren

Ingrid Dykstra

Psychische problemen, eetstoornissen of ander ongewoon gedrag van kinderen en jongeren wijzen op een verstoring van de 'orde' op zielsniveau. Een oplossing van deze problemen komt vaak pas in zicht als het kind op een dieper, onbewust niveau wordt aangesproken. Ingrid Dykstra laat aan de hand van vele voorbeelden uit haar praktijk zien dat het werken met familieopstellingen een uitstekende methode is om kinderen en jongeren op dat niveau te benaderen. Sterk invoelend beschrijft zij hoe je met de verschillende leeftijdsgroepen te werk gaat en wanneer je beter in groepen of individueel kunt werken. Psychologen, kinderen- en gezinstherapeuten krijgen waardevolle suggesties voor het werken met de systemische gezinstherapie. Ouders wordt in dit boek een heel andere kijk geboden op de problemen van hun kinderen.

Zelfs als het me mijn leven kost

Stephan Hausner

Een systemisch perspectief op ziekte en gezondheid, waarbij beiden er mogen zijn.

Het standaardwerk voor iedereen die wil lezen over systemisch werken met gezondheid en ziekte. Met talrijke voorbeelden laat hij zien hoe chronische ziekten en langdurige symptomen verband kunnen houden met verborgen dynamieken in de familiesystemen.

Stephan Hausner is gespecialiseerd in systeemopstellingen met ziekten en aanhoudende symptomen. Hausner gebruikt opstellingen als methode om de verbanden aan het licht te brengen. In veel gevallen vindt vervolgens verlichting plaats in het omgaan met de ziekte. Soms treden er verbeteringen op of verdwijnen de symptomen en ziekte geheel.

Opstellingen zijn een methode om deze verbanden aan het licht te brengen waarna de patiënt in vele gevallen verlichting vindt in het omgaan met de ziekte of er verbeteringen optreden en zelfs symptomen en ziekte geheel verdwijnen. Dit boek leest makkelijk, zoekt niet naar verklaringen maar prikkelt. Met vele voorbeelden, die de lezer een ander perspectief op ziekte en gezondheid bieden. In het eerste deel van het boek deelt Hausner zijn inzichten over gezondheid en ziekte, in systemisch perspectief. In het tweede deel van het boek beschrijft hij -op basis van casuïstiek uit zijn praktijk- de dynamieken en patronen die hij bij bepaalde ziekten en symptomen is tegengekomen. Zonder hier overigens een harde regel van te maken.

Hausner zoekt niet naar verklaringen maar nodigt de lezer uit om zijn eigen perspectief op gezondheid en ziekte te ontwikkelen.

Oorspronkelijk verschenen onder de titel 'Auch wenn es mich das Leben kostet'.

De kracht van oplossingen

Peter de Jong & Insoo Kim Berg

De kracht van oplossingen kan met recht een klassieker worden genoemd. Sinds de verschijning van de Engelstalige versie in 1998 heeft het boek zijn weg al naar vele mensen gevonden. De oplossingsgerichte gesprekstherapie laat een spannende en unieke benadering voor de gezondheidszorg zien. Deze gaat ervan uit dat cliënten competent zijn, en helpt hen de veranderingen die zij wensen te visualiseren. Vertrekpunt is altijd datgene dat cliënten doen en dat al blijkt te werken. De kracht van oplossingen introduceert deze nieuwe benadering en richt zich op de gesprekstechnieken die eraan ten grondslag liggen. Het boek biedt aan de hand van gespreksprotocollen een stap-voor-stapbeschrijving hoe er, samen met de client, aan een oplossing kan worden gewerkt. In deze herziene uitgave is een nieuw hoofdstuk toegevoegd dat specifiek betrekking heeft op hoe om te gaan metcliënten die niet vrijwillig komen, maar worden gestuurd door anderen, zoals onder meer het geval is bij kinderen en gedwongen hulpverlening. Het boek is uitermate geschikt voor de opleidingen tot psycholoog, psychiater, maatschappelijk werker, sociaal-psychiatrisch verpleegkundige, huisarts en fysiotherapeut.

Het veld

Lynne McTaggart

Wetenschapsjournaliste Lynne McTaggart beschrijft het verhaal van een groep wetenschappers die per ongeluk het Nulpuntveld (nulpuntveld) ontdekten, een oceaan van microscopische vibraties die alles met alles in het universum blijken te verbinden als een soort onzichtbaar netwerk. Het Veld gaat verder dan het werk van Fritjof Capra en stelt een plausibele wetenschappelijke theorie voor die alles verklaart, van de werking van DNA en communicatie tussen cellen tot homeopathie en ESP. Het zou wel eens een antwoord kunnen geven op grote vragen als: Wat is menselijk bewustzijn? en: Wat gebeurt er als we doodgaan? Lynne McTaggart is een 'award-winning' journaliste en auteur van het spraakmakende boek Wat artsen je niet vertellen (Lemniscaat 2000). Ze is in Engeland een gerespecteerd woordvoerster op het gebied van reguliere en alternatieve geneeskunde en verschijnt regelmatig op de Britse tv.

De Verbinding

Lynne McTaggart

Wetenschapsjournalist Lynne McTaggart neemt ons mee naar een volgende, revolutionaire stap in de modern wetenschap. De verbinding ontsluit de radicaal nieuwe wetenschappelijke visie op de essentie van alle leven en de menselijke ervaringswereld en verandert onze kijk op onszelf. We ervaren onszelf als individuen, losstaand van elkaar, maar het tegendeel blijkt waar te zijn: alles draait om de ruimte tussen ons en anderen, de samenhang van alle dingen en levensvormen. Onze onbewuste motivatie is het streven naar verbondenheid. Sterker nog; we zijn op het meest elementaire niveau van het leven onlosmakelijk met elkaar verbonden zonder ons daarvan bewust te zijn. Ons verlangen anderen te helpen is daarom even essentieel voor ons levensgeluk als onze behoefte aan voldoende voedsel en slaap. McTaggart maakt glashelder dat we groeien door ons in de ruimte tussen ons en anderen te begeven; hierdoor kunnen we conflicten oplossen of, nog beter: voorkomen.

De auteur van de bestsellers Het Veld en Het intentie-experiment biedt ons onder meer:

  • Simpele dagelijkse oefeningen om onze empathische vermogens te vergroten
  • Een nieuwe manier van spreken en luisteren die tweedeling tussen mensen kan voorkomen of verhelpen
  • Inzicht in het principe dat wat zich op dezelfde golflengte bevindt elkaar versterkt

De Verbinding is een fascinerende, revolutionaire benadering tot het leven, essentieel voor onze omgang met anderen en onze omgeving, mede om tot heelmaking van onze zwaar belast wereld te komen.

The Presence of the Past

Rupert Sheldrake

Explains how self-organizing systems, from crystals to human societies, share collective memories that influence their form and behavior

  • Includes new evidence and research in support of the theory of morphic resonance
  • Explores the major role that morphic resonance plays not just in animal instincts and cultural inheritance but also in the larger process of evolution
  • Shows that nature is not ruled by fixed laws but by habits and collective memories

In this fully revised and updated edition of The Presence of the Past, Cambridge biologist Rupert Sheldrake lays out new evidence and research in support of his controversial theory of morphic resonance and explores its far-reaching implications in the fields of biology, chemistry, physics, psychology, and sociology. 

His theory proposes that all self-organizing systems, from crystals to human society, inherit a collective memory that influences their form and behavior. This collective memory works through morphic fields, which organize the bodies of plants and animals, coordinate the activities of brains, and underlie conscious mental activity. Sheldrake shows how all human beings draw upon and contribute to a collective human memory and that even our individual recollections depend on morphic resonance rather than physical storage in the brain. He explores the major role that morphic resonance plays not just in animal instincts and cultural inheritance, such as religion and ritual, but also in the larger process of evolution, which Sheldrake shows to be more an interplay of habit and creativity than a mere "survival of the fittest."

Offering a replacement for the outdated, mechanistic worldview that has dominated biology since the nineteenth century, Sheldrake"s new understanding of life, matter, and mind shows that rather than being ruled by fixed laws, nature is essentially habitual. And because memory is inherent in nature, he explains, in order to survive successfully for generations to come, we will have to give up our old habits of thought and adopt new ones: habits that are better adapted to life in a world living in the presence of the past--as well as the presence of the future.

Chaos Creativity and Cosmic Consciousness

Rupert Sheldrake & Terence Mckenna

In this book of trialogues, the late psychedelic visionary and shamanologist Terence McKenna, acclaimed biologist and originator of the morphogenetic fields theory Rupert Sheldrake, and mathematician and chaos theory scientist Ralph Abraham explore the relationships between chaos and creativity and their connection to cosmic consciousness. Their observations call into question our current views of reality, morality, and the nature of life in the universe. The authors challenge the reader to the deepest levels of thought with wide-ranging investigations of the ecology of inner and outer space, the role of chaos in the dynamics of human creation, and the resacralization of the world. Among the provocative questions the authors raise are: Is Armageddon a self-fulfilling prophecy? Are we humans the imaginers or the imagined? Are the eternal laws of nature still evolving? What is the connection between physical light and the light of consciousness? Part ceremony, part old-fashioned intellectual discussion, these trialogues are an invitation to a new understanding of what Jean Houston calls the dreamscapes of our everyday waking life.

De tegenstroom mee

Jan Jacob Stam & Barbara Hoogenboom

Leiderschap vraagt systemisch bewustzijn. Dat begint bij weten dat het eigenlijk de systemen zijn, die leiden. Niet de leider.

Jan Jacob Stam en Barbara Hoogenboom dagen je uit je bestaande kennis over leiderschap en organisaties opnieuw te verkennen. Te verdiepen. En te verbinden met de systemische perspectieven. Want misschien bieden juist deze perspectieven, wel de antwoorden waar zo naar gezocht lijkt te worden.

Systemisch kijken naar wat gevraagd wordt aan leiderschap heft in elk geval de tweedeling tussen oud en nieuw op. Tussen groot en klein, hiërarchisch en plat, sexy en suffig. Mogelijk biedt het zelfs manieren om voorbij dit soort tweedelingen groeien. Tegen de stroom in en tegelijk met de stroom mee.
Het systemisch perspectief en systemisch leiderschap voegen iets wezenlijks toe aan al die andere perspectieven (financieel, organisatiekundig, HR enzovoorts) die je al kent: het vertelt je wat er aan leiderschap nodig is.
Soms is het nodig om een stukje tegen de stroom van het leven in te zwemmen, daar een betekenisvolle oorsprong te vinden en je vervolgens op de kracht van het organisatiesysteem mee te laten drijven. Dit boek gaat over wat organisaties nodig hebben aan leiderschap. Over hoe systemisch leiderschap kan bijdragen aan een florerend organisatiesysteem. Het is geen zelfhulpboek, het gaat niet over jou als leider of manager, of over hoe je al dan niet aan jezelf zou moet werken. Zodra je de basisprincipes die gelden in systemen door hebt en kunt doorvoelen, vind je automatisch zelf manieren hoe je jouw systemisch leiderschap, handen en voeten kunt geven. Het feit alleen al dat je een functie of een plek hebt die leiderschap vraagt, betekent dat je de verantwoordelijkheid en kracht hebt om er iets van te maken.

Dit boek laat je zien hoe organisaties kunnen bloeien en stromen vanuit systemisch perspectief. En wat daarvoor aan leiderschap nodig is.

Reinventing organizations

Frederic Laloux

Dé moderne managementklassieker.

Moderne organisaties lijken vast te zitten in een verouderd stelsel. Werknemers raken gedemotiveerd, ondernemers zoeken naar een ander soort management, vertrouwde modellen schieten te kort. Kunnen we op die manier eigenlijk nog wel verder? Reinventing organizations biedt een antwoord. Het boek laat zien hoe we aan het begin staan van een nieuw tijdperk. Daarin dragen belangrijke doorbraken bij aan een diepere voldoening voor management, medewerkers en klanten. Hoe breng je je eigen authenticiteit terug in je werk? Hoe eenvoudig kan een organisatie weer zijn? Wat kun je bereiken door met een gezamenlijk en breed gedragen doel te werken? Met een veelvoud aan praktijkvoorbeelden en inspirerende getuigenissen biedt Reinventing organizations een venster op de organisatie van de toekomst. Dit boek is een aanrader voor wie nieuwe manieren van werken en leven wil begrijpen en combineren. Een theoretische en praktische handleiding voor wie de kracht van vrijheid, vertrouwen en wendbaarheid optimaal wil benutten.

Het verbindende veld

Jan Jacob Stam

Systemische inzichten in werk en organisaties. Wat is een goede plek voor mij in de organisatie? Hoe komt het dat ik steeds verantwoordelijkheid neem voor iets wat niet van mij is? Hoe trekken we dit veranderingstraject weer vlot? Welke functieomschrijving past het best voor de nieuwe manager? Welke positie kan ik het beste innemen als adviseur van een bedrijf? Hoe zal de markt reageren op een nieuw product?

Dit zijn een paar van de duizenden vragen die deelnemers aan organisatieopstellingen inbrachten over hun werk of organisatie.De systemisch-fenomenologische benadering geeft verrassende en vaak onverwachte inzichten over werk, beroep en organisaties.

In dit boek zijn inzichten, voorbeelden uit de praktijk, persoonlijke ervaringen en een theoretische omkadering van vijf jaar werk met de systemische benadering van werk- en organisatievragen bijeengebracht. Het boek leest als een bundel artikelen. Licht, in contact met de werkelijkheid en met vele momenten van herkenning voor de lezer. Prikkelend en inspirerend voor wie in of met organisaties werkt.

Artikelen

Dangers of Empathy - Understanding Dangers of Empathy

Babette Rothschild

In dit artikel beschrijft Babette Rothschild hoe hulpverleners door hun werk in een traumatisering kunnen komen met alle consequenties van dien. Een onderbelicht onderdeel van het professioneel werken met mensen, ouders en kinderen die traumatische ervaringen hebben meegemaakt en dit delen met hun hulpverleners. Babette Rothschild stelt dat empathie belangrijk is, dat mee- en invoelen met de verhalen van anderen nodig is in het proces van hulpverlenen. Om zelf emotioneel gezond te blijven is het echter nodig om de traumabeelden niet in jou maar door je heen te laten komen zodat je ze kunt waarnemen zonder je ermee te verbinden. 

- Iris Pinkepank

 

Ruth, 42, had recently begun a new job as a social worker, specializing in emergency relief with a family-services agency. An experienced professional, she loved the challenges of this work. She enjoyed helping desperate people, and got a sense of victory from making hard-to-get resources–aid, housing, money–materialize, as if from thin air. But after a few months at the agency, she was dreading her work. Almost as soon as she began her day, she felt exhausted and depressed. She felt so depleted, she was afraid she’d have to quit and go on disability. She despaired at the thought that she might have to give up work that meant so much to her, and she had no idea what to do next. Ruth’s agency engaged me as a consultant-supervisor. In a group meeting that I conducted with Ruth and her coworkers, Ruth bravely revealed her predicament. “How long had she been feeling this way?” I wanted to know. To the best of her recollection, she said, it had started in the last few weeks. “Were there any unusually difficult new cases during that time?” “Yes, there were,” she said, and proceeded to tell the group about a case she found particularly troubling–a woman who’d fled from her violent and abusive husband to a woman’s shelter, which had referred her to Ruth’s agency for additional assistance.

As soon as Ruth started speaking, she showed signs of traumatic stress arousal: her skin became pale and clammy; her hands shook. I asked her to pause and focus on her body. Was she aware of any physical sensations at the moment? She said she felt cold, sweaty, and shaky. When I asked what she was feeling, she began to cry. “What’s happening to me?” she sobbed. “I used to be able to handle much more than this!” She couldn’t stop the flow of emotion. Luckily, it came in a small-group context, among supportive coworkers.

Though Ruth’s reaction was intense, it wasn’t unusual. Emergency relief or other work with traumatized people is always demanding and wearing: it frequently poses the risk of vicariously traumatizing caretakers, and yet, our field isn’t well prepared to help them. As a matter of course, we recommend supervision for therapists and social workers, and we encourage clinicians to discuss difficult cases with colleagues, but we don’t always recognize that, for people working with traumatized clients, just talking about it may not be enough.

Trauma–whether the client’s original injury or the clinician’s vicarious injury–happens as much in the body as in the mind. All of us experience the effects of trauma in the arousal of our autonomic nervous system, the fight-or-flight reaction. Discussion about countertransference or how clinicians’ own issues might impede therapy may not get at the somatic effects of vicarious trauma, leaving helpers just as emotionally and physically vulnerable, though perhaps more cognitively aware of what’s happening. Preventing and ameliorating vicarious traumatization requires us to pay as much attention to physical sensations as to emotional reactions.

 

At risk for trauma 

When I see people suffering from vicarious traumatization, I evaluate how their actions are putting them at risk. Often I find that how they process the information they’re getting from clients–how they hear, feel, see, and respond to the trauma their clients are describing–may predispose them to become traumatized themselves. Second, how they interact with clients, physically and verbally, is another potent factor in their vulnerability to secondary traumatization. And third, I look for personal issues in their lives and memories that a traumatized client’s history or current situation evokes.

After hearing Ruth’s story, I met with her alone for two sessions. In the first, I asked her to tell me more about the case that was causing her such distress. As she described the details of her client’s situation, I periodically stopped the narrative to ask what she was feeling, seeing, and hearing in her mind. She answered easily, with rich and evocative language. As a helper, she was long accustomed to picturing her clients’ experiences, conjuring up vivid images of their struggles as she listened to them–almost, in effect, recreating their traumas in her mind.

This is a common strategy for many helping professionals. It can be useful for becoming more engaged with clients, but it poses dangers. A misconception held by many helping professionals is that to help their clients, they must feel their clients’ pain! In fact, feeling overly intense empathy can undermine the ability to provide an anchor for traumatically overwhelmed clients. It doesn’t help such people to see that a therapist is feeling as provoked by trauma as they are.

When Ruth pictured her client’s situation, she wasn’t being an objective observer seeing the events from the outside. Instead, she was picturing herself in her client’s shoes, seeing the situation from her client’s perspective. If a client described an automobile accident, Ruth imagined herself in the driver’s seat, frantically trying to avoid the crash. If a tornado had destroyed a client’s house, Ruth saw her own home lying in ruins. It wasn’t surprising that she was vulnerable to feeling bodily stresses and feelings similar to those of her clients. However, in most cases, she could separate clients’ emotional experiences from her own. In this case, she couldn’t.

After getting a sense of Ruth’s processing style, I explored her patterns of interaction. “How do you sit with clients?” I asked. “What’s your interaction like when you’re in your office together, working with a client?”

Like most helping professionals, Ruth would either go on site or see clients in her office. Often, she placed a client’s chair close to hers or at the side of her desk, so they could, almost literally, “put their heads together.” She tended to lean toward clients. As a way of communicating empathy, she’d mirror their facial expressions and gestures. When a client conveyed a pained or sad expression, Ruth responded with the same countenance. Part of this behavior was conscious (she wanted to communicate that she understood and was moved), but part had become second nature, as automatic as breathing.

Finally, I asked Ruth to consider if anything in this client’s situation reminded her of something from her own past. That question was more difficult for her to address. Despite having an empathetic style of interacting with clients, she prided herself on her ability to maintain a fair degree of objectivity, neither getting sucked into clients’ inner worlds, nor allowing her personal life to interfere with her work. The idea that her feelings would intrude on the job embarrassed her. No, she insisted, she’d never experienced anything like her client’s situation with a brutal, abusive husband.

Still, I asked again. “Was there nothing at all in your past that might suggest something like what was happening with your client? If it hadn’t happened to you, perhaps then to someone close to you?” Slowly, it dawned on her: she remembered an older cousin, her caretaker when she’d been a child of 10. This cousin’s husband had repeatedly beaten her when he was drunk. Ruth had often seen her with a black eye or a split lip. Ruth yearned to help, but was too young and powerless to do so. At that time, during the mid-1960s, no women’s shelters were available to give refuge to abused wives, law-enforcement agencies didn’t show much concern for protecting women from domestic violence, and the public didn’t express sympathy for women stuck with brutal men. Abused women were often blamed for “provoking” their husbands. Like many women of her era, Ruth’s cousin had stayed with her husband, enduring physical and emotional abuse for years, until his alcoholism killed him. As a child, Ruth had vowed that when she got older, she’d do something to help others in pain and suffering. In fact, Ruth realized, her fervor for her profession had roots in her cousin’s misfortunes. At the same time, Ruth didn’t fully appreciate how much the emotional impact of her cousin’s trauma was haunting her. Seeing the abused client, she’d suddenly, and without knowing what was happening, ceased being a competent, self-contained, helping professional, and had begun reexperiencing herself as a 10-year-old girl, seeing her beloved cousin being tormented and unable to do anything about it.

 

How to retool

The three keys to Ruth’s vicarious trauma and burnout–how she processed client information, how she interacted with clients, and how personal issues affected her work–all emerged quite clearly. (These keys aren’t always so apparent, but in therapy at least one of them usually reveals itself.) The question then becomes what to do. Once we’ve identified the source of vicarious trauma, how can we reverse its effects and help aid workers in the crisis professions and trauma-treating specialists prevent its recurrence?

To lessen the emotional impact of a client’s story, I teach helpers to adjust how they process information: I assure them that they can be sympathetic and attentive without injecting themselves into the story. To understand a client’s situation, it isn’t necessary to picture it. Sometimes, as in Ruth’s case, visualizing traumatic pictures can be disturbing enough to throw helpers completely off stride. Ruth needed to learn how to attend only to the words her client was using–just to listen to them, without conjuring up any of the vivid images they suggested. I proposed she try out different ways of relating to her clients: sometimes attending only to words, sometimes relying on her usual mode of creating images. She could also experiment with creating images of what the client was telling her, but from a perspective other than her own, a perspective she could handle better. She could imagine watching her client undergo the event, rather than visualize it happening to herself. She could imagine the traumatic scene unfolding at a great distance, or on a movie screen, or even on a tiny black-and-white television set. Any stratagem that helps distance a traumatic scene will dampen its emotional power. The idea was to give Ruth a greater sense of control over how she received and processed information.

Ruth and I also worked on the specifics of her professional interactions. What she was doing physically to connect with her client exacerbated the emotional arousal, beginning with the visual images of the client’s story. Sitting close to her client, mirroring her gestures and facial expressions, Ruth came to feel nearly what the woman was feeling. The difficulty of this was obvious: a desperate helper can’t help a desperate client. To be of any help, one person, however sympathetic to the plight of the other, needs to maintain a sense of calm detachment. Since this person isn’t the client, it had better be the professional!

Again, experimentation was in order. I encouraged Ruth to maintain awareness of her body sensations and facial expressions. She needed to practice how to communicate concern without feeling the client’s every emotion. She came to the conclusion that she should sit farther away. She placed the client’s chair on the other side of her desk, not beside it. The desk provided a natural boundary, which protected her from feeling so much of her client’s pain.

Ruth also set out to identify when she was mirroring her client’s facial expressions. To make herself more aware of her facial expressions and physical state in general, I suggested that every now and then she take a “mini-time-out” from conversation with her client, emotionally and cognitively stepping back to focus on herself and ask, “What am I doing now?” At these moments, she’d consciously do something different–shift her position in the chair, take a breath, move her facial muscles–and watch how the shift altered how she was feeling. She found that deliberately sitting back in her chair and taking a deep breath cut the flow of the client’s emotion into her own body. Much to her surprise, these changes didn’t diminish her empathy: as she regained a sense of calm control, she discovered she was more helpful to her clients, better able to lower their anxiety and feelings of distress.

Finally, Ruth had to confront, for the first time in her career, the hidden emotional impact of her cousin’s abuse, and how, when she’d met a client suffering the same fate, that memory had loomed up, in all its debilitating power. Personal histories have an enormous impact on everyone’s choice of career. For helping professionals, this is a huge benefit, as it generates the emotional electricity that makes us care deeply about what we do. But if we don’t know ourselves psychologically–if we’re unconscious of our motives, except the most consciously altruistic–we’re susceptible to reenacting our past with clients, in ways that benefit no one.

On the job, Ruth needed to learn to separate her cousin from her client, to recognize that nothing about her work with her client now had anything to do with her inability to help her cousin then. She found she could consciously turn on the “professional observer” in her brain, reminding herself she wasn’t a helpless child, but a competent, helpful adult, and thus maintaining deep sympathy regulated by mature detachment. Having learned to attain a higher degree of consciousness about how her past was impeding her work life, she restructured her approach to her job.

At the same time, on becoming aware of this shadow-presence in her life, Ruth decided to seek out a therapist for further counseling, both to resolve the issue on a deeper level in her personal life and to prevent its possible emergence in her work. Undergoing therapy would seem a natural thing for a helper in Ruth’s position to do. The trauma literature for therapists and other professionals recommends seeking out supervision, case consultation, and their colleagues’ support, but, for those suffering vicarious traumatization, it rarely suggests therapy. This is an unfortunate omission. Undoubtedly, some professionals affected by vicarious traumatization are struggling with old, traumatic issues that won’t resolve themselves through discussions with consultants, supervisors, or colleagues; for them, working with a therapist is advisable.

Ruth was not so different from the rest of us who work with traumatized people. After all, it’s our gift for empathy that draws us to our work. And yet, empathy at full throttle–felt and projected 100 percent with our bodies, hearts, and minds–has its risks. Without some sense of separation, our capacity to help clients erodes. Keeping something in reserve doesn’t make us heartless or cold. Far from it: the most heartfelt and healing work we do is when we’re in complete possession of ourselves, and can bring to our clients a full measure of thoughtful, problem-solving compassion.

Babette Rothschild is the author of 5 books, all published by WW Norton & Co., including the bestselling The Body Remembers. She travels the world giving professional lectures, trainings and consultations. She can be reached through her website, www.trauma.cc and by email at babette@trauma.cc

www.somatictraumatherapy.com

The Biology of Calm: How Downregulation Promotes Well-Being

Babette Rothschild

In my therapy practice, I dedicate considerable time to helping people understand what’s happening deep inside of them, in the layers of the nervous system where the conscious mind blurs into the unconscious. This is the part of us that some therapists call the “bodymind.” Understanding the communication of the bodymind creates the ability to “talk” with our inner self: to understand what it is trying to tell us, and even to work with it in its own “language.” It is my experience that the bridging of this gap is ultimately what eliminates most symptoms.

My previous article on self-regulation explains that most symptoms that bring people to therapy are the result of, or strongly related to, difficulties in maintaining this biological balance. It’s important to be aware of this underlying process. After all, we can’t manage things if we’re not aware of them!

This article expands on our understanding of self-regulation. It’s about developing our capacity to be calm, aware, and present, even in stressful situations. For those who have genuinely struggled with this despite repeated and intense efforts, it’s time to stop blaming yourself. As it turns out, this capacity is largely biological. And although we often forget this, biology is the platform upon which social and emotional interactions play out.

Self-regulation of the autonomic nervous system (ANS) can essentially be broken down into two opposing functions: it goes up or it goes down!

In a car, we can press the gas pedal to access more energy, or the brake pedal to slow down or stop. Similarly, the ANS has two parts, or branches: the sympathetic nervous system (SNS), which makes us go up into greater arousal, and the parasympathetic nervous system (PNS), which helps us come down into calmer, less aroused states.

Upregulation means there’s more firing of nerve cells (neurons) along a nerve pathway. So, upregulation of the SNS refers to when this “going up” branch of the nervous system is more active. This “pressing of the gas pedal” increases the amount of energy available in the body. This is why the SNS is often referred to as the “fight-or-flight” nervous system, although it can also upregulate in pleasant situations requiring more energy.

Its opposite, and the focus of this article, is downregulation. Sympathetic downregulation brings down the charge along the pathways of the SNS. At the same time, the PNS upregulates, which helps the SNS downregulate. (We will examine the important exception to this general rule in a future article.)

Both upregulation and downregulation of the SNS are biological processes that we can feel and experience happening within us. Recently, a woman I work with in therapy was able to describe the involuntary muscular tensions, unpleasant pangs, and fluttering sensations of her anxiety (upregulation). She also described the wonderful (downregulation) sensations of her body finally letting go into blissful sleep when she settles down in bed at night.

As most of us can intuit, SNS upregulation can feel terrible when it’s a response to something stressful happening. However, SNS upregulation can also feel great when it’s in response to something fun or exciting: our team scoring a touchdown, or dancing when our favorite song comes on. In contrast, SNS downregulation almost always feels soothing, calming, or relaxing.

I am focusing on SNS downregulation because it’s incompatible with states of anxiety, rage, or stress. Additionally, SNS downregulation keeps the SNS in check, so that it doesn’t “overshoot” and produce too much stress to effectively cope with a problem.

So, then, how do we encourage SNS downregulation? How do we help the body settle down into a state in which it can rest, digest, and repair? For that matter, how do we know when we’re in a downregulated state?

Well, here’s the catch. Downregulating the stress response is an acquired capacity. It’s like a muscle: you have to build it over time in order for it to be strong.

Although infants are born with the capacity for stress response (fussing, crying, etc.), their parasympathetic pathways, which help downregulate the SNS stress response, are not online at birth. This means babies can go up, but they can’t come down on their own. (They will go into a “freeze” state if ignored long enough; this looks calm, but it really isn’t.) The baby’s nervous system develops the ability to calm down through thousands and thousands of supportive, soothing interactions with caregivers. At first, the caregiver is essentially functioning as the child’s parasympathetic nervous system. The development of this “braking system” continues throughout childhood, through continued positive interactions that meet the child’s needs.

There are many situations in which a child may not receive enough soothing in order to learn to downregulate sufficiently. These situations are not always the fault of the parents. Perhaps the child’s mother had a lot of her own unmanaged anxiety, was depressed, and/or experienced posttraumatic stress. Or maybe the family lived in poverty, with constant stressors impacting everyone’s sense of safety. Perhaps someone in the family passed away or suffered a major illness, rendering them unavailable for care. Maybe the child grew up in wartime or, unbeknownst to their parents, was frequently bullied at school.

Great things happen when we are parasympathetically dominant. Our breath is full, slow, and deep. The digestive system works well. The body can focus on repair, including reduction of inflammation, tissue repair, and hormone production. Subjectively, people feel fully present and alive. Many report feeling a pleasant softness and warmth, perhaps even throughout their bodies.

It’s important to point out that disconnecting from stress is not the same as resolving (downregulating) it. Alcohol and drugs, eating disorders, exercise or sexual compulsion, or even “zoning out” on the internet may make the chronically stuck upregulation of the SNS seem to go away for a time. However, as the people I work with in the therapy room could tell you, it’s not the same as sinking into a lovely, full-body sense of calm and relaxation.

Great things happen when we are parasympathetically dominant. Our breath is full, slow, and deep. The digestive system works well. The body can focus on repair, including reduction of inflammation, tissue repair, and hormone production. Subjectively, people feel fully present and alive. Many report feeling a pleasant softness and warmth, perhaps even throughout their bodies. When the SNS is on “standby” and the PNS is more active, people have a “buffer” for stress. They have energy to get through their day, but they can stay calm and present in challenging situations.

One of my first tasks in therapy is to assess and support the person’s ability to downregulate their stress responses. After they are provoked by something, how quickly and smoothly does their system deactivate? Are they still bothered by a small aversive event hours or days afterward?

Here’s a vital point often overlooked by therapists who haven’t had sufficient training in this area: In therapy, it is essential to make sure the person has the ability to downregulate the stress response before going into highly stressful material. In other words, you should never go into material that’s overwhelming, because overwhelming inherently means it’s bigger than your capacity to deal with it. So instead of the issue resolving, more symptoms arise. The way around this is to first support the capacity for downregulation. Then, only after this “braking system” is on board, take the difficult material a small bit at a time.

If someone doesn’t have a strong enough ability to come out of the stress response, how can they develop it?

  • Therapy: Working with downregulation of the stress response can be tricky, as it involves the deepest survival energies of the body. It is advisable to work with a therapist who has extensive training in this area. Remember, SNS downregulation was originally designed to come online under the guidance of another person (usually a parent) whose nervous system is well-developed.
  • Relaxation: Some people benefit from seeking activities or situations that cause the relaxation response and then deliberately spending time “feeling into” the resulting good sensations in their body. However, in relaxation states, some people experience a rebound in tension, stress, or anxiety. This is called “relaxation-induced anxiety” (RIA) or, in severe cases, “relaxation-induced panic.” In my experience, people with RIA are well served by working with a trained practitioner.
  • Physical exercise: Exercise is often helpful, as it tends to burn off excess SNS charge and encourage the production of endorphins. Exercise promotes good mood, self-esteem, and a sense of accomplishment.
  • Meditation: There are many forms of meditation, some of which specifically aim to produce downregulated states. However, in my experience, meditation can be unhelpful for some people who have a lot of traumatic response stored in their nervous systems. In these cases, their nervous systems simply won’t cooperate, and those around them may not have the awareness or tools to work with this issue.
  • Resonance: Simply put, resonance is the feeling you get from being around another person or other living being. I usually explain it by asking people to think of how they feel when they place their open palm onto the rib cage of a calm, happy dog. That feeling of warmth, relaxation, and well-being is a downregulatory feeling obtained via resonance with the dog’s nervous system. Of course, when others around us are tense, our bodies tend to pick up on that and become tense too. Thus, being around stressed, anxious, or angry people is usually the opposite of what’s needed to develop SNS downregulation.

In summary, the ability to go within and really settle oneself is developed during infancy and childhood. This capacity to downregulate stress states is important in maintaining health, relationships, and happiness. Those whose life circumstances didn’t permit development of this capacity during childhood can still develop it through awareness and work with a skilled professional.

References:

1. Dychtwald, K. (1986). Bodymind. New York, NY: Pantheon Books.

2. Hamblin, J. (2012). Relaxation-induced anxiety. The Atlantic. Retrieved from http://www.theatlantic.com/health/archive/2012/11/relaxation-induced-anx...

3. Moore, M., Brown, D., Money, N., & Bates, M. (2011). Mind-body skills for regulating the autonomic nervous system. Defense Centers of Excellence for Psychological Health and Traumatic Brain Injury. Retrieved from http://www.dcoe.mil/content/Navigation/Documents/Mind-Body%20Skills%20fo...

4. Sharma, A., Madaan, V., & Petty, F. D. (2006). Exercise for mental health. National Center for Biotechnology Information. Retrieved from https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC1470658

5. Yuan, J., McCarthy, M., Holley, S., & Levenson, R. (2010). Physiological down-regulation and positive emotion in marital interaction. UC Berkeley Information Services and Technology. Retrieved from http://www.learningace.com/doc/1047040/bc95860e894457e838c865c3b7297551/...

© Copyright 2016 GoodTherapy.org. All rights reserved. Permission to publish granted by Andrea L. Bell, LCSW, SEP, therapist in Long Beach, California

Why Self-Regulation Is the Most Important Thing in the World

Babette Rothschild

As a therapist who specializes in treating complex posttraumatic stress, I am often asked whether my practice is “depressing,” or whether it brings me down. It’s an obvious question: Along with the victories and the moments of fulfilling interpersonal connection, I am in vicarious contact with intensely difficult situations and stories. Also, practicing somatic psychotherapy develops one’s sense of empathy: the ability to sense what another person is feeling and to also feel it. So I often literally feel, in my own body, the sensations and emotions of the distress experienced by the people I work with in therapy. This is a good thing, as it is a fairly reliable indicator of what a person in therapy may be experiencing. Fortunately, my training affords me the capacity to feel others’ distress without getting stuck in it.

But no, my practice does not bring me down. I am deeply grateful for my training and my entry into this field. I can’t imagine doing anything else, because I believe increasing humans’ capacity for self-regulation is the most important thing in the world.

That’s a big statement. I don’t make it lightly.

You might be wondering: why self-regulation, of all things? After all, most people don’t even think about self-regulation or how it relates to our individual or collective lives. The topic doesn’t even cross most people’s minds.

As I noted in a previous article, “The term self-regulation means ‘control [of oneself] by oneself.’ It refers to a system taking the needed steps to keep itself in balance.” Specifically, somatic therapy helps people learn to self-regulate the balance of the fight/flight response in their nervous system. This balance can (and should) change moment by moment, depending on the current situation and environmental demands upon the person. In other words, it’s a dynamic balance—and it has to be accurate or there will be problems!

According to Stephen Porges, we have four basic states (like “gears”) in our autonomic nervous systems. Our thoughts and behaviors at any moment are hugely influenced by the relative proportions of each. These are physiological states in the autonomic nervous system. They are:

  1. Social engagement. This state is controlled by the ventral vagal (10th cranial) nerve. In social engagement, a person remains calm. They are truly available to be present with others. They can experience empathy. They are able to hold good boundaries, cooperate with others, and maintain a sense of humor. The key concepts here are calm, flexibility, and empathy. This state is vitally important; it forms the foundation of good self-regulation and, generally speaking, should be the most predominant “gear” in daily life. However, it’s often overlooked, as the public doesn’t tend to have much education about it.
  2. Fight. Usually experienced as anger, irritability, or rage, this state is controlled by the sympathetic nervous system (SNS). It comes online when the person’s midbrain structures perceive a threat. The more predominantly the person is in a fight response, the more the prefrontal cortex goes offline and the less the person is able to experience calm or empathy.
  3. Flight is usually experienced as fear, anxiety, or restlessness. Also controlled by the SNS, the flight state includes the same loss of cortical function as with fight.
  4. And then there is freeze, which is usually experienced as passivity, low energy, amotivation, dullness, foggy-headedness, and reduced capacity for cognition and emotion (other than fear). This state is also mediated by the vagus nerve—but an older, more primitive portion of it, the dorsal vagal system. Basically, freeze is a death preparation state, and it shows up when the body “thinks” social engagement, fight, and flight would be ineffective.

As Peter Levine writes, previous traumatically stressful events that have not been fully resolved in the nervous system will disrupt a person’s self-regulation, biasing their response to present-day events. Specifically, unresolved trauma causes the person to respond with excessive fight, flight, and/or freeze response relative to the current situation.

Self-regulation supports cooperation and healthy group norms. I wish we could wipe out 25% of our fast-food restaurants and liquor stores, replacing each of them with a free somatic therapy clinic.

Here is a thought exercise to illustrate the vital importance of self-regulation and how it impacts just about every situation across our human lives—on small and large scales. Imagine each of the following common scenarios. Then, imagine how each scenario could be different if at least one person involved was able to maintain calm social engagement.

  • Bobby is growing up in an impoverished neighborhood. One of his parents is absent and the other is stressed, working two low-wage jobs in order to pay the rent. In his family and in his immediate community, there is no one consistently available who creates a sense of calm and safety. Bobby’s nervous system never learns how to drop out of threat response and into relaxed social engagement. As he grows up, this lack of internal safety and stability has an impact on every interaction and decision he makes.
  • On the freeway, one driver doesn’t see another in time and nearly causes a collision—not at all on purpose. The other driver is angry and begins to escalate. The at-fault driver becomes upset by this.
  • Two next-door neighbors don’t get along well. One decides to start barbecuing his dinner. The other is allergic to smoke; she yells at him to stop, or else she’s going to get her cousin to beat him up. The first neighbor pulls out a knife and waves it at her.
  • A country is faced with a major decision: whether to stop manufacturing a product that has a large negative impact on the environment (including animals and people). Some lobbyists profit majorly from the manufacture and sale of this product. They are competing for economic rankings for their shareholders, so they are focused on increasing financial profit and do not show empathy to those severely affected.
  • Two cultures (or one culture and one subculture) have hated each other for generations. The insults and the fighting have gone on for so long that no one remembers the original transgressions. The topic is charged with emotion and exaggeration. Children in each culture are raised to hate (or at least dislike and avoid) the other culture. Eight-year-old Amanda secretly feels curious about the other people and would like to get to know some of them. She doesn’t talk with anyone else about this, because doing so could get her labeled a traitor and ejected from the very family and community she needs in order to survive and grow up. This collectively stuck survival charge isn’t usually in the foreground, but it permeates the background of her daily life.

Each of the above scenarios illustrates the ripple effect of dysregulation and how it lies at the core of most human problems. There are many, many other examples. Imagined the other way—that is, with the influence of a self-regulated person or people—these scenarios can also illustrate the powerful positive impact of self-regulation: it has a strong tendency to stop conflict and exploitation (due to the presence of empathy). Self-regulation supports cooperation and healthy group norms. I wish we could wipe out 25% of our fast-food restaurants and liquor stores, replacing each of them with a free somatic therapy clinic.

And the thing is, we could—if only there were enough aware, self-regulated people to make it happen.

Until then, I’ll hold off on my occasional daydreams of being a barista, or a nature guide in a sustainability program. Instead, my colleagues and I continue to support self-regulation, one nervous system at a time.

References:

1. Porges, S. W. (2001). The polyvagal theory: Phylogenetic substrates of a social nervous system. International Journal of Psychophysiology, 42:123–146.

2. Porges, S. W. (2003). Social engagement and attachment: A phylogenetic perspective. Roots of Mental Illness in Children, Annals of the New York Academy of Sciences 1008:31–47.

© Copyright 2017 GoodTherapy.org. All rights reserved. Permission to publish granted by Andrea L. Bell, LCSW, SEP, therapist in Long Beach, California

Het `wetende veld’ of het `zero point field’

Het verhaal dat u op het punt staat te lezen, heeft voor nogal wat beroering op onze redactie gezorgd. Het onderwerp raakt aan alles, maar dan ook wérkelijk álles wat wij, mensen, in ons leven doen. Dat is confronterend, verontrustend en hoopgevend tegelijk. Maar dat was niet de enige reden voor de beroering. Ook was er voortdurend discussie over de wijze waarop het onderwerp geïntroduceerd moest worden. Immers, schrijven over een energieveld dat mens en materie met elkaar verbindt en dat alles en iedereen voortdurend beïnvloedt, tja, dat is nu eenmaal wat minder eenvoudig dan het gemiddelde onderwerp in een krant of tijdschrift.
Tijn Touber, die zich wekenlang opsloot om dit wonderlijke verhaal te schrijven, moet in die periode meerdere malen wanhopig zijn geraakt. Niet alleen van onze commentaren en de gesprekken die we voortdurend met elkaar voerden, maar ook en vooral vanwege de complexe materie. De woorden van Niels Bohr, de befaamde Deense natuurkundige, hadden ons kunnen waarschuwen: ‘Iedereen die níet is geschokt door de kwantumtheorie heeft het niet begrepen.’
Dit, beste lezer, is een waarschuwing. Maar er is troost: mocht u het verhaal op enig moment niet meer kunnen volgen, u bevindt zich in goed gezelschap. Houdt u vast. (Of liever: laat los.)

– De redactie

Shireen Strooker staat roerloos in het midden van een groot weiland. Om haar heen staan zeshonderd mensen. Het schitterende landschap onder de rook van de machtige vulkaan Mount Rainier in het uiterste noordwesten van de Verenigde Staten is voor haar onzichtbaar. Shireen is geblinddoekt, evenals al die anderen in het weiland. Die ochtend hebben ze allemaal een tekening gemaakt. De honderden tekeningen hangen nu op het hek langs het weiland. De opdracht: vind geblinddoekt je eigen tekening.
Shireen doet een meditatieoefening, haalt haar tekening voor de geest en denkt: ‘Ik ben de maker van de tekening en de toeschouwer, ik moet alleen maar één worden met de tekening, dan trekt die mij vanzelf naar zich toe.’ Dan loopt ze, zonder tegen iemand op te botsen, dwars over het veld en… haalt in één keer haar tekening tussen de zeshonderd anderen vandaan.
Toeval? Puur geluk? Je zou het denken. Maar die ochtend is Shireen niet de enige die deze onwaarschijnlijke prestatie verricht. De resultaten van deze oefening van de leerlingen van de Ramtha’s School of Enlightenment verslaan de wetten van de empirische kansberekening. Kennelijk is de mens in staat op een ontastbare wijze met materie te ‘communiceren’. Het lesprogramma van deze bijzondere school wil bewijzen dat verschijnselen als telepathie en helderziendheid geen mysterieuze fenomenen zijn, maar gaven die elk mens bezit en kan ontwikkelen. Er is meer tussen hemel en aarde dan wij kunnen vastpakken, luidt de ongeschreven slogan van het curriculum van Ramtha’s school.
Er zijn meer scholen en stromingen die deze boodschap de afgelopen decennia hebben verkondigd. Sterker nog: de nieuwe tijdsbeweging is op dit uitgangspunt gegrondvest. Maar het boeiende is dat de harde wetenschap van de moderne natuurkunde bewijzen begint aan te dragen voor het bestaan van een alomvattend energieveld, dat een verklaring zou kunnen bieden voor het wonder van een geblinddoekte vrouw die haar eigen tekening te midden van zeshonderd andere vindt.

Onderzoeksjournaliste Lynne McTaggart geeft in haar boek The Field (HarperCollins, 2001) een overzicht van recente wetenschappelijke ontdekkingen die aantonen, dat er een allesomvattend energieveld bestaat dat mens en materie met elkaar verbindt. Op zoek naar het hart van de materie – naar het allerkleinste deeltje – ontdekken natuurkundigen de bijzondere eigenschappen en mogelijkheden van dit veld. Het zogenaamde Zero Point Field – zo genoemd omdat er bij het absolute nulpunt nog steeds energie meetbaar is – lijkt de verklaring aan te dragen voor talrijke bekende verschijnselen en processen die de wetenschap tot dusver voor raadselen stelde. Van zwaartekracht tot elektromagnetisme en van de spontane genezing van een wond tot helderziendheid en telepathie: het zijn allemaal verschijnselen die hun oorsprong vinden in dit kwantumveld.
McTaggart schrijft: ‘Onderzoekers ontdekken dat het Zero Point Field de blauwdruk bevat van ons bestaan. Alles en iedereen is met elkaar verbonden door middel van dit veld waarin alle informatie van alle tijden zou zijn opgeslagen. Uiteindelijk kun je alles – van mensen tot materie – terugvoeren op een verzameling van elektrische ladingen die voortdurend in contact staan met deze oneindige zee van energie. Onze interactie met dit veld bepaalt wie wij zijn, worden en waren. Het veld is de alfa en omega van ons bestaan.’


Een verbinding tussen materie en geest staat haaks op de wetenschappelijke fundamenten waarop de moderne samenleving is gegrondvest. Ons denken wordt immers nog steeds sterk bepaald door het mechanistische wereldbeeld dat Isaac Newton in de zeventiende eeuw introduceerde. Newton zag het universum als een machine met losse onderdelen die een beperkte invloed op elkaar hebben. René Descartes voegde daar nog eens zijn visie aan toe, dat de menselijke geest is afgescheiden van de levensloze materie die we ‘lichaam’ noemen. In het denken van Newton en Descartes draait de wereld gewoon door – of wij mensen er nu wel of niet zijn. Wij doen er niet veel toe.
De evolutieleer van Darwin versterkte het beeld van de eenzame, afgescheiden mens. Het ging om eten en gegeten worden. De mens bleek een evolutionair toeval zonder bijzondere betekenis. Maar er bleven grote vragen: hoe begint het leven, hoe werkt onze geest, waarom worden wij ziek, hoe ontwikkelt één cel zich tot een volledig mens et cetera. Vele wetenschappers zochten antwoorden op deze vragen in de religie, maar dat bracht hen in conflict met zichzelf. Hoe kun je twee zo tegenstrijdige levensvisies binnen jezelf verenigen?
De eerste aanwijzingen voor een mogelijke brug tussen spiritualiteit en wetenschap, voor het bestaan van een allesverbindend energieveld, kwamen – opmerkelijk genoeg – uit natuurkundige ontdekkingen aan het begin van de vorige eeuw. De Duitse natuurkundige Max Planck toonde in 1911 aan, dat er tussen de atomen een energierijke ‘lege ruimte’ bestond. Maar omdat hij vaststelde dat dit energieveld er altijd en overal is, beschouwde hij het als een constante zonder invloed op het materiële bestaan.
Andere pioniers van de kwantumfysica ontdekten dat je de meest elementaire bouwstenen van de materie eigenlijk niet eens ‘materie’ kunt noemen. Soms gedroegen deze bouwstenen zich als deeltjes, dan weer als golven en soms als beide tegelijk. In 1927 noemde Werner Heisenberg dit het ‘onzekerheidsprincipe’. Subatomaire deeltjes bleken geen solide objecten te zijn, maar vibrerende energiepakketjes die als losse onderdelen niet eens kunnen worden gekwantificeerd of begrepen. Een grotere breuk met het Newtoniaanse denken was nauwelijks denkbaar. Op dit elementaire niveau leek niets vast te staan, er was slechts sprake van oneindig veel mogelijkheden.
Bovendien bleken deze deeltjes pas een specifieke vorm te krijgen als ze werden geobserveerd door een toeschouwer. Aandacht van een mens deed een deeltje ‘bevriezen’. De onderzoekers kwamen tot de verbijsterende conclusie dat bewustzijn werkelijkheid creëert en Einstein vroeg zich af of de maan eigenlijk wel bestaat als we er niet naar kijken.
De natuurkundigen zagen ook dat deeltjes die ooit met elkaar verbonden waren geweest – bijvoorbeeld binnen een molecuul – altijd en overal met elkaar verbonden blijven en elkaar instant – dus sneller dan het licht – en over grote afstand beïnvloeden. Dit zogenoemde ‘non-lokaliteitsverschijnsel’ wees erop dat de dimensies tijd en ruimte elementair niveau niet zouden gelden. Einstein sprak over ‘spookachtige verbindingen op afstand’.
Einstein en zijn tijdgenoten slaagden er niet in de nieuwe ontdekkingen van de kwamtumfysica te verenigen met de Newtoniaanse werkelijkheid die zij om zich heen zagen en konden vastpakken. Hun oplossing was een wetenschappelijk gedrocht: voor de wereld van de kleine deeltjes golden andere wetten dan voor de wereld van de grotere materie. Tegelijkertijd zochten deze wetenschappers hun toevlucht veelbetekenend tot spiritueel-religieuze teksten. Erwin Schrödinger bestudeerde bijvoorbeeld het hindoeïsme, Heisenberg verdiepte zich in de Platonische theorie van de oude Grieken en Niels Bohr wendde zich tot de Tao en Wolfgang Pauli tot de Kabbala.

Wat een eeuw geleden nog niet lukte, lijkt nu mogelijk. De theorie van het alomvattende Zero Point Field zou wel eens de definitieve brug kunnen slaan tussen spiritualiteit en wetenschap. Einstein kon het nog niet bewijzen, maar vermoedde het wel, toen hij zei dat ‘het veld de enige realiteit is’. Zo kan het veld de verklaring bieden voor de instant, ‘spookachtige’ informatie-overdracht tussen kwantumdeeltjes. Uiteenlopende wetenschappelijke ontdekkingen wijzen in dezelfde richting.
Bioloog Paul Pietsch van de universiteit van Indiana in de Verenigde Staten wilde weten op welke plaats in de hersenen herinneringen worden opgeslagen. Pietsch deed experimenten met salamanders. Eerst leerde hij ze bepaalde gedragingen. Vervolgens takelde hij hun hersenen zodanig toe, dat hun herinnering vernietigd zou moeten zijn. Hij maalde de hersenen onder meer in een worstmolen en plaatste ze daarna terug in hun kop. Wat bleek? Na verloop van tijd vertoonden de salamanders opnieuw het aangeleerde gedrag. Ofwel: de hersenen waren kapot, maar de herinnering leefde voort. Pietsch concludeerde dat herinnering geen lokaal fenomeen is, maar op de een of andere manier is verbonden met iets – een energieveld? – buiten de salamanders waaruit zij hun herinnering ‘ophalen’.
Neuro-anatoom Harold Burr van de universiteit van Yale ontdekte het veld op een andere wijze. Hij onderzocht in de jaren veertig van de vorige eeuw lichtvelden rondom levende organismen en ontdekte dat jonge salamanders een lichtveld om zich heen hebben in de vorm van een volwassen salamander. Deze ‘blauwdruk’ blijkt zelfs rondom een onbevrucht ei al aanwezig. Ook bij zaadjes van planten zag Burr lichtvelden in de vorm van de volwassen plant. Deze velden kunnen verklaren waarom je bij salamanders een poot, een kaak of zelfs de lens van het oog kunt amputeren en dat dit lichaamsdeel vervolgens weer aangroeit.
Salamanders hebben mogelijk een opmerkelijk sterke verbinding met het hen omringende energieveld, maar het verschijnsel is ook bij mensen niet onbekend. Mensen bij wie lichaamsdelen zijn geamputeerd, kunnen soms nog de (fantoom)pijn in het geamputeerde lichaamsdeel voelen. Ook het werk van Burr wijst erop dat lichamen – materie – zijn verbonden met een omhullend energieveld.

En waar halen helderzienden hun kennis vandaan? Dat vroeg natuurkundige Hall Puthoff van de universiteit van Stanford in de Verenigde Staten zich af. Hij deed verschillende experimenten met twee helderzienden waarbij hij hen de coördinaten van een plaats op aarde gaf waar zij nog nooit waren geweest. De helderzienden bleken onafhankelijk van elkaar in staat de plekken tot in detail te beschrijven. Om te zien hoe ver hun helderziendheid reikte, vroeg Puthoff hen ook de planeet Jupiter te beschrijven voordat de ruimteverkenner Pioneer 10 van Nasa de planeet in kaart zou brengen. Enigszins gegeneerd meldde helderziende Ingo Swann dat hij een ring om de planeet had gezien. ‘Misschien’, zei hij tegen Puthoff, ‘heb ik mijn aandacht per ongeluk op Saturnus gericht.’ Niemand nam de tekening serieus, totdat de Nasa enige tijd later onthulde dat beelden van de ruimteverkenner hadden aangetoond, dat Jupiter inderdaad een ring had.
Inmiddels was de CIA geïnteresseerd geraakt in de bijzondere resultaten van Puthoffs onderzoek, dat wellicht ook voor spionagedoeleinden kon worden gebruikt. Bij wijze van experiment werd CIA-agent Christopher Green met een vliegtuigje de lucht ingestuurd. In zijn binnenzak had hij een briefje met daarop drie getallen. Geen probleem voor helderziende Pat Price, die de getallen feilloos – en in de juiste volgorde – kon opsommen. Hij had zich alleen wat misselijk gevoeld. Later bleek dat Green een turbulente vlucht had gehad.
Vervolgens deed Puthoff experimenten waarbij hij mensen op reis stuurde naar willekeurige coördinaten op de aarde en hen vroeg om die locatie in een kwartiertje met een camera vast te leggen. Ook moesten ze een meegegeven vragenlijst invullen. In vrijwel alle gevallen wisten de helderzienden de locaties aan de hand van de gegeven coördinaten duidelijk te beschrijven.
Puthoff ging nog een stap verder. Hij vroeg de helderzienden de locatie te beschrijven vóórdat de reizigers ter plekke arriveerden. Ook dat lukte. De helderzienden bleken in staat de bestemming te beschrijven, een half uur tot vijf dagen vóórdat de reiziger arriveerde. Puthoff concludeerde daaruit dat tijd en ruimte op het niveau van het Zero Point Field niet bestaan. De informatie is kennelijk al beschikbaar vóórdat de feitelijke handelingen plaatshebben. In totaal deed Puthoff 336 vergelijkbare experimenten, waarbij het voor de helderzienden vrijwel niets uitmaakte of de reizigers al wel of nog niet op de locatie waren geweest.

Natuurkundige Helmut Schmidt deed een ander opmerkelijk experiment waaruit de tijdloosheid van het energieveld blijkt. Hij zette zijn proefpersonen een koptelefoon op hun hoofd en liet hen via een machine bliepjes horen. De bliepjes waren willekeurig en gelijkmatig verdeeld over het linker- en rechteroor. De opdracht aan de deelnemers was: zorg dat er meer bliepjes in één van beide oren worden geproduceerd. In vrijwel alle gevallen slaagden de proefpersonen daarin. Ofwel: mensen waren in staat – zonder direct tastbare relatie – de machine te beïnvloeden. Ook Schmidt concludeerde dat er kennelijk een veld bestaat dat mens en machine verbindt.
Zijn volgende experiment onderstreepte dat nog eens op haast bizarre wijze. Hij gaf een proefpersoon een tape met bliepjes mee naar huis met de opdracht de opnamen op de tape te beïnvloeden en meer bliepjes naar het linkeroor te sturen. Schmidt maakte voor zichzelf een kopie van de tape. De volgende dag bleken de bliepjes op de tape inderdaad ongelijkmatig in het voordeel van het linkeroor te zijn verdeeld. Tot verbijstering van Schmidt bleek dat ook op de kopie het geval, terwijl hij niet beter wist dan dat de machine – zoals gebruikelijk – de bliepjes gelijkmatig over beide oren had verdeeld.
De enige mogelijke conclusie voor Schmidt was, dat de toekomstige intentie van de proefpersoon reeds op het moment van opname zijn invloed had gehad. Zoals de kleine salamander weet dat hij een grote salamander moet worden, zo weet de proefpersoon van Schmidt al – voordat het hem feitelijk wordt gevraagd – dat hij de opname van de bliepjes zal beïnvloeden. Verleden, heden en toekomst vloeien in het energieveld kennelijk ineen.
Psychologe Ellen Langer van de universiteit van Harvard liet in een ander experiment zien dat tijd een relatief begrip is. Een groep van mensen boven de zeventig werd naar een afgelegen plek gebracht waar een omgeving was geschapen die een exacte replica was van het jaar 1959. De meubels waren erop afgestemd, ze kregen films uit 1959 te zien en zelfs de kranten en tijdschriften die ze ontvingen, waren uit die tijd. Binnen een week was er in de feitelijke symptomen van veroudering van deze groep mensen een ommekeer te zien. Hun vingergewrichten werden beweeglijker en hun gezichtsvermogen werd beter. Omdat de deelnemers, zo concludeerde Langer, dezelfde mentale informatie kregen als in 1959, begon hun lichaam zich weer aan te passen aan de fysieke toestand van destijds. Een van de mogelijke verklaring is dat de zeventigers contact maakten met hun eigen energetische blauwdruk uit 1959, waarna het lichaam zich hiernaar voegde.
De Indiase arts en auteur Deepak Chopra formuleert het zo: ‘Tijd is afhankelijk van onze gewaarwordingen. Het bestaan van de voortgaande beweging van de lineaire tijd is in geen enkel experiment aangetoond en nooit in een wiskundige formule beschreven. De ervaring van de voortgaande beweging van de lineaire tijd is een verschijnsel dat is gecreëerd door ons zenuwstelsel. In feite bestaan verleden, heden en toekomst tegelijk, naast elkaar, in een veld van oneindige mogelijkheden. De ervaring van de lineaire tijd is de manier waarop de natuur ons ervoor behoedt alles tegelijk te ervaren. Maar dat is wat er werkelijk gebeurt.’ Einstein zei het nog kernachtiger: ‘Ruimte en tijd zijn niet omstandigheden waarin wij leven, maar manieren waarop wij denken.’
In de resonantie met het veld bestaat er geen verschil tussen een herinnering en een nieuwe ervaring. De hersenen halen ‘oude’ en ‘nieuwe’ informatie op dezelfde manier op. Dit verklaart het gedrag van de salamanders. De hersenen waren vrijwel vernietigd, maar de ‘herinnering’ was niet verloren gegaan; deze lag nog opgeslagen in het veld. Ook intuïtie, helderziendheid, voorgevoelens, telepathie en andere ‘onverklaarbare’ fenomenen worden begrijpelijk door het Zero Point Field als opslagplaats van informatie te zien waarop elk mens op elk moment kan afstemmen. Is dat wat Nostradamus deed toen hij de toekomst ‘zag’?
Een van de eerste wetenschappers die inzag dat het Zero Point Field wel eens de ontbrekende schakel zou kunnen zijn voor ons begrip van het universum, was de Hongaarse systeemdeskundige Ervin Laszlo. In zijn boek The Creative Cosmos uit 1993 schrijft hij dat het veld meer is dan een massa zinderende energie op de achtergrond van ons bestaan. Volgens Laszlo is het Zero Point Field vooral ook een informatiedrager. ‘Dit kwantumvacuüm is de oorsprong van geest en materie – een blauwdruk van het universum. Zelfs onze eigen herinneringen liggen niet in onze hersenen opgeslagen, maar liggen als holografische informatie opgeslagen in het veld. Onze hersenen zijn vooral ontvangers en verwerkers van deze informatie. Wanneer zij resoneren met bepaalde frequenties krijgen zij toegang tot specifieke informatie.’

Bent u daar nog?
U heeft zojuist gelezen dat tijd niet bestaat en dat een mens een machine kan beïnvloeden. En dat in een wereld waarin de computer vanwege zijn onbetwiste rechtlijnigheid wordt geacht altijd gelijk te hebben. Toch gaat het hier nog steeds over natuurkunde en over wetenschappelijke, verifieerbare experimenten. Al deze experimenten en verschijnselen wijzen erop, dat de spookachtige ontdekkingen van de kwantumfysica veel meer van invloed zijn op onze dagelijkse werkelijkheid dan de pioniers van een eeuw geleden aanvankelijk dachten. Bestaat het universum volgens de wetten van Newton nog wel? Blijkt de wereld niet een dynamisch web waarin alles en iedereen met elkaar is verbonden? Betekent dat dat mijn leven heel anders in elkaar zit dan ik dacht?

Mijn leven? Bestaat er wel zoiets als een ‘ik’, afgescheiden van zijn omgeving?

Wat betekent individualiteit nog als alles met elkaar is verbonden en zelfs onze eigen herinneringen voor iedereen toegankelijk zijn? Om het nog spannender te maken: die atomen die op allerlei wijzen met elkaar en met het universum in contact staan, vormen zo nu en dan tijdelijk ons lichaam. Elke zeven jaar zijn alle cellen in ons lichaam vernieuwd; geen atoom is meer dezelfde. En wie weet met welke informatie die nieuwe atomen zich in ons lichaam nestelen? ‘Individualiteit’, ‘ik’ en ‘mijn’ worden zo wel heel beperkte begrippen. Niet de afgescheidenheid die wij dagelijks denken te ervaren, staat centraal in ons leven, maar de alomvattende verbinding.
Deze wetenschappelijke ontdekkingen kunnen ook het merkwaardige verschijnsel verklaren, dat mensen in een ziekenhuis sneller genezen als willekeurige mensen op een willekeurige plaats in de wereld dagelijks voor hen bidden, zoals uit onderzoeken is gebleken. En de verbondenheid van het Zero Point Field lijkt ook te kunnen worden geconcludeerd dankzij het minstens zo bizarre fenomeen dat met orgaantransplantaties bepaalde ‘herinneringen’ van de voormalige eigenaar van het orgaan meegaan naar het nieuwe lichaam.
Als ik bid voor mensen worden ze beter. Het omgekeerde zal ook wel het geval zijn. Ik besef dat het in mijn eigen belang is om mijn omgeving met zorg en respect te behandelen. Op de een of andere manier dragen we allemaal de verantwoordelijkheid voor het veld dat ons allen verbindt. En voor de werkelijkheid die we met elkaar maken

De tweede betekenis van het Zero Point Field voor mijn leven is ten minste zo ingrijpend als het inzicht dat afgescheidenheid eigenlijk niet bestaat:

Ik maak mijn eigen werkelijkheid.

Zoals ik kennelijk een machine kan beïnvloeden, kan ik alle materie om mij heen beïnvloeden. Sterker nog: ik doe niet anders, inclusief de materie van mijn eigen lichaam. Als ik de werkelijkheid maak, dan is de wereld niet zoals hij is, maar zoals ik dénk dat hij is. Mijn denken bepaalt de werkelijkheid.
Toen arts en meervoudig karatekampioen Roy Martina op een feestje voor de grap door een vriend van achteren werd aangevallen, was zijn natuurlijke reactie de man in de houdgreep te nemen, waarop de vriend zijn vinger brak. Onder het motto ‘wat je breekt, zul je maken’ besloten zij een experiment te doen. Zij wisten dat Aboriginals erin slagen breuken vrijwel instant te genezen. Martina: ‘Wij dachten: als zij dat kunnen, kunnen wij het ook. Wij stemden af op het “Aboriginalveld” en stuurden die energie naar de gebroken hand. Een paar dagen later kon mijn vriend weer volleyballen. Op scans was geen breuk meer te zien.’
In zijn beroemde boek Think and Grow Rich uit 1937 laat Napoleon Hill zien, dat succesvolle mensen hun succes vooral te danken hebben aan het feit, dat zij er op het diepste niveau van overtuigd waren dat zij succes zouden hebben. Succesvolle mensen, concludeert Hill, geloven heilig in hun doel en weten niet beter dan dat zij dat zullen verwezenlijken. Door hun gerichte aandacht op dat doel, materialiseert dat doel – zoals in natuurkundige experimenten alleen deeltjes die aandacht krijgen zichtbaar worden.

De derde les van het veld voor mijn leven is dat in beginsel alles kan.

Alle informatie is beschikbaar in het Zero Point Field. Het is mijn uitdaging – en die van ons allemaal – om het mooiste eruit te halen. Het is zoals Michelangelo het ooit zei over beeldhouwen: ‘Het beeld zit al in het marmer, ik hoef het er alleen maar uit te halen.’ Ik ervaar soms hetzelfde als ik een verhaal schrijf en woorden op mijn beeldscherm zie verschijnen waarvan ik me nauwelijks bewust ben, dat ik ze heb bedacht. Ik haal zinnen, die ik niet bewust ken of bedenk, zomaar ergens vandaan – uit het veld? Inspiratie heet dat. Maar in feite is die ‘inspiratie’ geen onverklaarbaar verschijnsel meer, maar een bewijsbaar natuurkundig fenomeen.
Mozart hoorde tijdens zijn bezoek aan de Sixtijnse Kapel in Rome het beroemde stuk Miserere van Allegri. Dat stuk wordt slechts eenmaal per jaar ten gehore gebracht – tijdens de Goede Week – om vervolgens weer voor een jaar achter slot en grendel te verdwijnen. Mozart was in staat het werk – nadat hij het één keer had gehoord – uit het hoofd te noteren, waarmee hij de geheimzinnige ban rondom het werk doorbrak. Ervin Laszlo zegt daarover: ‘Mozart en andere componisten van zijn kaliber waren niet alleen. Zij hadden toegang tot het veld en stonden op die manier in contact met meesterwerken.’
Kunstenaars zijn eerder vertolkers en vertalers dan scheppers. Hun talent is geen wonder, maar iets dat in beginsel iedereen kan leren. Het is een kwestie van afstemmen op het veld.

Op een Grieks eiland zit Shireen Strooker met haar echtgenoot Bram Vermeulen op het terras van een café aan een tafeltje in de zon. Midden op de tafel staat een koffertje, zodat zij elkaar niet kunnen zien. Bram kijkt op een stuk papier dat voor hem ligt en telt langzaam: ‘Een, twee, drie, vier…’. Bij iedere tel schrijft Shireen een plus of een min op achter het cijfer op haar blaadje. De verbaasde blikken van omstanders probeert ze te negeren om zich volledig te concentreren op wat Bram haar ‘toezendt’: een plus of een min. Als het blaadje vol is, draaien zij de rollen om. Zo proberen ze allebei een plus of een min achter hetzelfde cijfer te krijgen.
In totaal doen zij dit spelletje die dag elf keer. Volgens de wetten van de kansberekening zouden Bram en Shireen vijftig procent gelijke plussen en minnen moeten scoren. Maar die dag is hun score voor zeventig procent gelijk. Ze weten dat dat geen toeval is. Ze hebben vaker zulke resultaten bereikt. Bram en Shireen weten dat je elkaar kunt bereiken, als je goed afstemt.
Wij zitten succesvolle afstemming echter vaak in de weg. Shireen: ‘Er bestaat een duidelijk verschil tussen concentreren en afstemmen. Als ik me concentreer, probeer ik met alle macht door middel van mijn denken iets te bereiken. Meestal bereik je dan precies het tegenovergestelde. Wat wij “nadenken” noemen, is in wezen vooral twijfelen. Je komt in allerlei emoties terecht – “ik kan het niet, wat doe ik hier?” – en je bereikt je doel niet. Afstemmen betekent niet nadenken en contact maken met de informatie die er al is. Je wordt één met die informatie en resoneert ermee.’
Shireen vertelt over een andere oefening die ze een keer deed met een dikke Amerikaan. Ze stonden tegenover elkaar en keken elkaar indringend aan. Vervolgens liepen ze beiden naar de andere kant van een ruimte en Shireen kreeg de opdracht op te vangen wat de man het liefst at. Haar eerste beeld was een reep chocolade. Maar – gezien de postuur van de man – twijfelt ze: ‘Het zal wel een hamburger zijn.’ Ze tekent een hamburger en loopt terug naar de man. Fout, het blijkt een reep chocolade te zijn. Shireen: ‘Dat is wat ik bedoel met nadenken.’
Kinderen zijn natuurtalenten in afstemmen. Het is opvallend hoe succesvol kleine kinderen zijn in het tekeningenspel van Shireen waarmee dit verhaal begon. En ik herinner me dat ik vroeger verstoppertje speelde met mijn kleine zusje. Ze telde tot tien buiten de zitkamer, kwam binnen en liep in één rechte lijn naar mij toe – achter welk gordijn of onder welke stoel ik me ook verstopte.
Dieren worden ook niet gehinderd door denken. De Britse biochemicus Rupert Sheldrake beschrijft vele opmerkelijke verschijnselen. Een poes die alleen ‘de telefoon opneemt’ – zij gooit met haar pootje de hoorn van de haak – wanneer haar baasje opbelt en alle andere telefoontjes negeert. Of paarden die weigeren verder te lopen op een pad waar even later een lawine naar beneden zou vallen. Honden die – tevergeefs – proberen hun baas te beletten het huis te verlaten waarna de baas een ernstig ongeluk zou krijgen. Ook zijn verhalen bekend van dieren die de stad al hebben verlaten vóór een aardbeving.

Leren afstemmen op het Zero Point Field, maakt het mogelijk om bewust te creëren.

Toen ik destijds een nieuw huis nodig had, creëerde ik een beeld van dat huis. Ik visualiseerde een huis aan zee met bossen in de buurt, hoog, veel licht en betaalbaar. Gedurende enkele weken gaf ik elke dag een moment aandacht aan die visualisatie, waardoor het energetische beeld in het Zero Point Field werd verankerd. Het was nog slechts een kwestie van tijd voor het zou materialiseren. Dat gebeurde twee maanden later. Nu woon ik in het huis dat ik toen voor me zag. Met mijn visualisatie stemde ik in feite af op het Zero Point Field. Door aandacht te geven aan een beeld kon dat beeld – mijn huis – werkelijkheid worden. Precies zoals de kleine deeltjes van de natuurkundigen zich dankzij aandacht manifesteren.
Vroeger werden dromers uitgelachen door zelfbenoemde verstandige mensen die met beide benen op de grond stonden. Inmiddels hebben de dromers de wetenschap aan hun zijde gekregen. Dromen zijn het begin van werkelijkheid. De toekomst wordt gemaakt door die toekomst te zien, door erop af te stemmen. In principe is alles mogelijk.
De wetenschap draagt een werkelijkheid aan die mijn rationele geest maar nauwelijks wil bevatten. Hoe kan een mens nu een machine beïnvloeden? Hoe kan tijd niet bestaan? Hoe kan ik iets ontastbaars tastbaar maken? Maar ik wóón in mijn huis en Shireen vónd haar tekening. De vertwijfeling zal te maken hebben met de kwantumsprong die mijn rationele geest nu moet maken. Niet voor niets zei natuurkundige Niels Bohr dat ‘iedereen die níet is geschokt door de kwantumtheorie het niet heeft begrepen’.

Als Shireen op een avond thuiskomt, vindt zij een vergeelde envelop van haar moeder met daarin kopieën van het in 1947 ontdekte evangelie van Thomas. Hierin zegt Jezus tegen Thomas: ‘Ik ben niet uw Meester, maar u heeft gedronken. U bent dronken van de bruisende bron waaruit ik heb geput en u van te drinken geef.’ Voor Shireen is het duidelijk dat Jezus uit dezelfde bron – uit hetzelfde veld – putte waaruit ook zij nu leert ‘drinken’.
Verlichte wijzen als Jezus doorzagen de schepping. Zij hadden de wetenschap niet nodig voor hun ‘kennis’ van het Zero Point Field. Duizenden jaren later staan wetenschap en spiritualiteit op het punt om samen te komen. De gevolgen en mogelijkheden zijn immens. Het wonder van Jezus en andere verlichte denkers was hun vermogen een betere wereld te zien en vorm te geven. Zij begrepen: als ik een andere wereld wil, moet ik anders leren denken. Of, zoals Gandhi het zei: ‘Be the change you wish to see in the world.’
Wie denkt dat alleen de Mahatma of Jezus dat kunnen, heeft nu het wetenschappelijke bewijs van het tegendeel. Ieder van ons heeft het in zich. Ieder van ons is een schepper. Ieder van ons kan de wereld veranderen. En dat hoeft geen eindeloos en moeilijk proces te zijn – denk maar aan de botbreuken van de Aboriginals. Het kan vandaag. Het kan nu. Wat is tijd?

 

Tijn Touber
Dit verscheen in Ode nummer: 61

Uit een interview met Ingrid Dijkstra

“Ik werkte al jaren met succes op het gebied van kind- en gezinstherapie, maar af en toe kwam het voor dat ik niet verder kwam, ondanks dat de kinderen en ook de ouders met alle liefde meewerkten aan de therapie. Ik had een gevoel van "er is meer, iets dat ik niet nog niet snap ...". Na mijn eerste persoonlijke ontmoeting met Bert Hellinger in 1998 vielen er kwartjes bij mij. Het werken met familieopstellingen legt diepgaande processen bloot. De systemische benadering maakt duidelijk dat kinderen vaak meer dan ouders de kern van het familiegebeuren raken. Kinderen voelen onbewust heel goed aan wat er werkelijk gaande in het familiesysteem.  Het ‘ordeningsprincipe van de liefde’, raakt ook de kinderen. En juist kinderen en tieners proberen aan het verbroken evenwicht binnen het gezin als systeem te appelleren door bepaald gedrag te vertonen, of door ziek te worden. De systemische benadering heeft mij de sleutel in handen gegeven om heel krachtig te kunnen werken, door ook het familie lot onder ogen te zien en de uitwerking daarvan op kinderen en hun ouders zichtbaar te maken. Het werken met opstellingen heeft me toegang gegeven tot de diepste menselijke processen in het -en in mijn- leven. Voor mij biedt het de mogelijkheid om een oplossing en verlichting voor de cliënten te vinden. En die bijdrage is nog steeds aan het groeien. Of dit nu voor een cliënt is of voor mijzelf.

Voor ouders en kinderen die hulp zoeken, zijn het de beelden op het diepe zielsniveau die zo belangrijk zijn om te zien en te ervaren. De taal van de ziel is heel anders dan de taal van het bewustzijn, vaak zelfs compleet het tegenovergestelde. Het is juist de ziel die ons beweegt door het leven.  Mijn ervaring is dat kinderen en met name adolescenten pas tot rust komen als ze op dit diepe, onbewuste niveau aangesproken worden en de helende beelden ervaren.

Vanuit het systemisch perspectief heb je toegang tot de diepere bewegingen van de ziel. Als familieopsteller beschik je over de kennis en ervaring hoe deze bewegingen zich kunnen uiten. Dat maakt dat het werken met opstellingen een doeltreffende methode is om kinderen en jongeren te helpen.”

Greetje Komdeur, NLP trainer en mentor in de opleiding tot Familieopsteller UNLP.

 

Filmpjes

Hechting

Still Face experiment

Met andere woorden iets zeggen

The power of words

Over de (eigen)wijsheid van een kind

Scary child drawings: solve the riddle